Omdat roodlichttherapie een niet-invasieve fotobiomodulatietechniek is, hangt de werkzaamheid ervan nauw samen met de stralingsdosis. Met de zogenaamde 'overbelichting' worden oneigenlijk gebruik en eenmalig gebruik van meer dan 30 minuten bedoeld, of handelingen die in strijd zijn met het 'intervalperiode'-principe (zoals continu dagelijks gebruik). Er zijn twee belangrijke redenen waarom dit fenomeen vermeden moet worden. :
Bij blootstelling aan de juiste dosering rood en nabij-infrarood licht kan mitochondriale cytochroom C-oxidase worden geactiveerd, waardoor de ATP-energiesynthese wordt bevorderd. Maar boven de drempelwaarde kan het zelfs leiden tot een overmatige productie van reactieve zuurstofsoorten (ROS). Uit een onderzoek dat in 2016 in het tijdschrift Nature werd gepubliceerd, bleek dat 30 minuten bestraling de ATP-niveaus in huidfibroblasten met 47% verhoogde, terwijl in de groep die 60 minuten bestraling kreeg, de ATP-niveaus onder de basislijn daalden. Dit bevestigt de paradox van 'meer ≠ beter'.
De reactie van het menselijk lichaam op lichtprikkels volgt biologische ritmes. Continue dagelijkse blootstelling kan leiden tot:
1) De desensibilisatie van lichtreceptorproteïnen leidt tot een geleidelijke afname van de therapeutische werkzaamheid;
2) De fysiologische cyclus van collageensynthese en ontstekingsregulatie is verstoord.
Net zoals spiertraining rustdagen vereist, hebben klinische proeven van NASA aangetoond dat de groep die de volgende dag roodlichttherapie kreeg, 22% sneller genas van de wonden dan de groep die de therapie dagelijks gebruikte.
Drie typische risicogevallen :
De huidige algemene veiligheidsrichtlijnen van de International Association of Optometrists (WALT) bevelen aan:
Gezicht/kleine lichaamsdelen: 10-20 minuten/tijd ;
Groot gebied (rug/buik): ≤ 30 minuten/tijd
Moet minimaal 48 uur uit elkaar liggen .
Het beheersen van het precieze doseringsprincipe van 'minder is meer' is essentieel om roodlichttherapie zowel veilig als effectief te maken.